Google

Heffing Toegevoegde Waarde (HTW)

We bepleiten het invoeren van een HTW. Deze komt in de plaats van de loonheffingen. Dat maakt de loonkosten lager en geeft een extra economische impuls met meer werkgelegenheid. Een welvaartsgroei van 10% in enkele jaren is berekend door CREED (UvA). Hoe stellen we ons deze fiscale ingreep voor?

 

Eenvoudig en doeltreffend: vaste aftrek per werkende

We weten hoe de politiek, werkgevers en werknemers over procenten loon kunnen bakkeleien, om over fiscale aftrekbaarheid van hypotheek, of effecten op huurtoeslag etc. nog maar te zwijgen. Daar blijven we liever buiten.
We stellen voor de loonheffingen bij de werkgever te compenseren met een vast bedrag per werkende. Bijvoorbeeld met een bedrag van €1000,- per maand bij een volledige werkweek. Je kan dit zien als een gemiddelde bespaarde uitkering. Of een ‘werkgelegenheidstoeslag’ van de overheid.
Een vast bedrag per werkende blijkt het grootste effect te hebben op de werkgelegenheid: die groeit dan vooral voor laaggeschoolden waar ook de grootste werkloosheid bestaat.
Praktijk experimenten met deze verlaging van loonkosten tonen aan dat:

  • de werkgelegenheid groeit
  • minder productieve mensen makkelijker aan het werk komen
  • werk dat blijft liggen weer wordt opgepakt (service, toezicht)
  • er minder werkdruk ontstaat (stress, ziekte)
  • meer scholing ‘on the job’ mogelijk wordt

LET OP: voor het nettoloon van de werknemer verandert er dus niets. Voor werkzoekenden die hiermee wel een baan krijgen uiteraard wel, die gaan erop vooruit!

 

Overheid: Heffing Toegevoegde Waarde

De vaste aftrek (‘werkgelegenheidstoeslag’) wordt betaald door de overheid. Die stelt daar een heffing over toegevoegde waarde tegenover. De overheid kan die heffing zo vaststellen, dat de kosten van werkgelegenheidstoeslag en inkomsten van de heffing elkaar compenseren.

Nieuwe banen komen direct in aanmerking voor de werkgelegenheidstoeslag. Die wordt betaald uit de uitgespaarde uitkeringen. Een toeslag van €1000,- is nog maar de helft van het voordeel van de uitgespaarde uitkering (zie hier). De overheid wint er dus zelfs bij. Na enige tijd slinkt het aantal uitkeringen en kan de heffing zelfs naar beneden (lastenverlichting voor bedrijfsleven).

 

Ondernemer: HTW met aftrek

Voor de ondernemer gaan de loonkosten omlaag, daar tegenover staat een HTW. Je kan zeggen dat een deel van de loonkosten is verschoven naar een heffing over de toegevoegde waarde. Ook indien die twee over een bepaalde periode even groot zijn (saldo nihil), dan heeft dat belangrijke voordelen:

  • HTW betaal je achteraf, loonkosten betaal je vooraf
  • lagere loonkosten betekent lagere investering vooraf
  • bij gelijke opbrengst betekent dat hoger kapitaalrendement
  • HTW beweegt mee met veranderingen in bedrijfsresultaat
  • een deel van de loonkosten is dan variabel geworden en dat verkleint het ondernemersrisico
  • bij uitbreiding kan je eerder nieuwe mensen aantrekken
  • bij krimp kan je ze langer in dienst houden (behoud know-how)
  • activiteiten waar (nog) geen toegevoegde waarde tegenover staat, worden goedkoper (scholing, onderzoek, productontwikkeling)

De uitvoering van dit model is in de praktijk getoetst (onder de naam Prohef/Plan Van Elswijk). HTW berekening en afrekening loopt parallel met de BTW afhandeling. (Zie hier voor een uitleg over verschil HTW met BTW.)
De aftrek (werkgelegenheidstoeslag) kan worden bepaald o.b.v. de bestaande loonadministratie en wordt direct in mindering gebracht op de HTW. Per saldo is het extra administratieve werk zeer gering.

 

Invoering en effecten

Voor ieder bedrijf (organisatie) kan je het HTW-percentage zo vaststellen, dat de invoering van dit fiscale regime min of meer kostenneutraal is (evenveel aftrek als heffing). Voor- of nadeel treedt dan pas op als de bedrijfsactiviteiten veranderen. Als er na invoering naar verhouding met meer personeel wordt gewerkt, is er voordeel voor ondernemer, overheid en werknemers. Consumenten ervaren de verandering in de vorm van meer service en iets lagere prijzen (afhankelijk van het marktsegment).
Deze ‘tailor-made’ vaststelling van HTW-percentage per bedrijf is toegepast in drie praktijk experimenten (Rotterdam – Groningen). Hieruit blijkt ook dat het HTW-regime naast het bestaande fiscale regime kan worden toegepast.

Het regime kan ook met een vast HTW-percentage worden ingevoerd. Waarbij deelname op basis van vrijwilligheid is. Bedrijven kunnen met een vast HTW-percentage nagaan of dat gelet op het aantal werkenden, gunstig uitpakt (aftrek is groter dan heffing). Dit is dan een financieel voordeel direct bij invoering. Naarmate een bedrijf arbeidsintensiever is, wordt dat voordeel groter; denk aan het MKB.
Dat voordeel is dan feitelijk een lastenverlichting en wordt ‘voorgeschoten’ door de overheid. Op den duur verdient de overheid dat terug door toegenomen productie en minder uitkeringen.
Ook kan de overheid deze variant alleen inzetten voor kwetsbare regio’s (kansenzones, krimpregio’s). De voorinvestering van de overheid blijft dan beperkt.
Binnen de deelnemende groep bedrijven treden de effecten sneller in: meer personeel, meer innovatie, service etc. Ook zal de prijsconcurrentie toenemen. Het effect ervan is dat niet deelnemende bedrijven op achterstand komen en alsnog gaan deelnemen. De overheid verdient de voorinvestering dan sneller terug, waarna het HTW-percentage naar beneden kan en de deelname weer verder toeneemt.

Andere varianten zijn denkbaar. Bijvoorbeeld een over vele jaren uitgesmeerde geleidelijke verhoging van HTW-percentage en werkgelegenheidstoeslag (aftrek). De positieve effecten zijn dan ook minder sterk en verdwijnen dan sneller in compenserend gedrag. Een uitkeringsgerechtigde die ineens €1000,- aan aftrek meekrijgt, wint het sneller bij een sollicitatie van een Oost-Europeaan (zonder aftrek), dan een die slechts €100,- aftrek meekrijgt.

Omdat de aftrek wordt verleend op basis van burgerservicenummer, zet het HTW-regime een sterke rem op zwart werken (en uitkeringsfraude).